Waarom kiezen jongeren niet (meer) voor de horeca? Onregelmatige uren, lange dagen, zwaar werk en het lage loon, is hun argumenten. Volgens horecaondernemer Raul Lansink zit het probleem dieper: we zijn vergeten hoe waardevol vakmanschap en sociale intelligentie zijn – juist in een wereld waarin AI steeds meer overneemt.
Tekst: Raul Lansink
Het was uitgebreid in het nieuws: de horeca is voor jongeren geen aanlokkelijk toekomstperspectief, goed voor een bijbaantje, maar meer niet. Genoemd worden de onregelmatige werktijden, het karige loon en de fysieke belasting. Allemaal waar. Ik heb al eerder gepleit voor hogere prijzen om de hogere lonen te compenseren, ondanks de terugkerende klaagzang dat de horeca al zo duur is.
Ik geef toe: ook ik moet soms even slikken als ik voor een veredelde tosti tien euro moet afrekenen. Maar ik weet ook: de winstmarges zijn zelden royaal. En vergeet niet dat de koopkracht in opeenvolgende cao-rondes voor een deel hersteld is. Tel daarbij op onze selectieve prijssensitiviteit: een prijsverhoging voor bijvoorbeeld een (wintersport)vakantie accepteren we moeiteloos, terwijl we steigeren bij een paar euro extra voor een restaurantgerecht of drankje op het terras.
En zo zit de horeca ‘gevangen’ tussen die twee vuren: gasten die moeten wennen aan hogere prijzen en een opdrogende instroom van professionals. Horeca is manuele arbeid – ooit blue-collar work genoemd; werk wat weliswaar onmisbaar is in onze economie, maar waar de postmoderne, hoger opgeleide jongere de neus voor ophaalt. Want het is niet alleen de horeca die hieronder lijdt: hetzelfde stigma treft sectoren als thuiszorg, grondafhandeling op Schiphol, transport, facilitaire dienstverlening, beveiliging, installatiewerk, etc. Al deze sectoren kampen met een structureel personeelstekort.
De kern van het probleem ligt dieper; in een land waarin liefst 51% van de jongvolwassenen hoger opgeleid is, is er weinig waardering voor dit soort werk. Ter vergelijking: in Duitsland waar het percentage jongvolwassenen dat hoger opgeleid fors lager is (37%), wordt ‘vakwerk’ juist wél op waarde geschat.
Het probleem is dus niet alleen het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en het salaris, maar ook het imago van de branche. En hier ligt volgens mij een enorme kans. Want werken in de horeca – en dan met name in de bediening – vergt sterk ontwikkelde sociale vaardigheden. Die zogeheten soft skills – empathie, communicatie, samenwerking en aanpassingsvermogen – worden in een AI-gedreven wereld steeds belangrijker. Want wie leert hoe hij betekenisvolle verbindingen maakt met gasten in steeds wisselende situaties, leert iets wat geen algoritme ooit kan vervangen.
Ik houd mijn team altijd voor dat zij extreem sociaal intelligent moeten zijn om dagelijks betekenisvolle connecties te leggen in een zeer diverse sociale dynamiek, die bepalend zijn voor de ervaring van de gast. Een ervaring die, zoals we weten, vooral gekleurd wordt door emoties en minder door de zintuigen. En daar trainen we dan ook op. Volgens mij ligt hier een mooie taak voor Koninklijke Horeca Nederland.
Raul Lansink is columnist van Entree. Hij is eigenaar van Peruvian fine dining-restaurant NAZKA in Amsterdam. Voordat Raul een aantal jaren terug de overstap maakte naar hospitality, was hij actief in de reclame en consultancy en was hij oprichter van digital agency Favela Fabric.