Hotel-restaurant ’t Goude Hooft is al eeuwenlang een vaste waarde in Den Haag. Het horecabedrijf groeide in 600 jaar uit van oude herberg tot hotel-restaurant met eigen club. Wat maakt ’t Goude Hooft tot een klassieke all-dayzaak waar gasten graag komen?
Tekst: Kristi Houtkamp
Foto’s: ’t Goude Hooft
“Elke Hagenees kent ’t Goude Hooft”, zegt Jan van Asselt, sinds vijftien jaar eigenaar van het hotel-restaurant. “Het is diep verweven met de stad. De geschiedenis van de oorspronkelijke herberg gaat terug tot 1423. Eeuwenlang diende het pand als tussenstop voor reizigers en als ontmoetingsplek voor bewoners. En nu, meer dan 600 jaar later, heeft het die functie nog steeds, hoewel inmiddels bijna 90% van onze gasten dagjesmensen en toeristen zijn.” Van Asselt nam de zaak over in een tijd waarin het toerisme groeide, maar ook de horeca veranderde.
“Gasten moeten zich prettig voelen in je zaak. ’t Goude Hooft is toegankelijk, iedereen is de hele dag welkom, de sfeer is warm en toegankelijk en ja, het interieur nodigt uit om foto’s te maken en te delen op sociale media. Zien en gezien worden; daar draait het al een tijdje om in de horeca”, ervaart hij. Voortdurend meebewegen met het veranderende gedrag van gasten zodat je relevant blijft met je zaak, maakt dat ’t Goude Hooft het al zo lang volhoudt, antwoordt Van Asselt op de vraag: wat is het geheim van deze klassieke horecazaak?
Het pand is door de eeuwen heen dan ook steeds aan de tijdgeest aangepast. Het waren grote verbouwingen, de laatste was ruim tien jaar geleden. “Een grootschalige renovatie was toen echt nodig om het te moderniseren”, vertelt Van Asselt. Met behoud van het historische karakter werd het monumentale pand lichter en eigentijdser. Grijs vormt de basiskleur in het interieur, aangevuld met gouden accenten: tegels, een gouden wash op tafels en messing details aan de muren.
In totaal telt het pand van ’t Goude Hooft 2.500 vierkante meter. Op de begane grond is het restaurant, inclusief entresol met glazen balustrade, en in de kelder vinden gasten Club 1660 met dj-booth, dansvloer, zitjes en overal beeldschermen waar alles op geprojecteerd kan worden. Op de eerste verdieping bevindt zich een aparte zaal, de Ridderzaal, voor meetings, borrels en private dinings en op de tweede etage bevinden zich acht suites.
“Binnen hebben we plek voor 250 gasten en het terras telt 200 zitplaatsen. En vrijwel alle dagen zit het vol. We openen om acht uur ’s ochtends met het ontbijt voor de hotelgasten en sluiten na de borrel om 23.00 uur.” De gasten van ’t Goude Hooft – toeristen uit België, Duitsland en Frankrijk, maar ook dagjesmensen uit eigen land - bestellen vooral klassiekers als koffie met appeltaart, brood met saté. “We geven er wel een moderne twist aan, maar de kaart blijft laagdrempelig en herkenbaar.”
Volgens Van Asselt ligt de kracht van de zaak in het totaalplaatje. “Onze gasten komen voor een mooie ervaring. Ze hebben vakantie en willen best geld uitgeven voor goede kwaliteit en service. Alles moet dus kloppen.” En daar is hij 24 uur per dag mee bezig. “Personeel vinden én behouden is lastig. Naast het vaste team - de harde kern - heb ik geen consistent team, helaas. We werken veel met mensen uit het buitenland. Het team is een mix van nationaliteiten en dat vind ik niet ideaal, maar het is de realiteit.”
“Sowieso zijn het uitdagende tijden. Het ondernemersklimaat is pittig. Er zijn (te) veel regels bijgekomen, de belastingen nekken je en dan zijn er nog de prijsverhogingen en gestegen loonkosten. Je kunt niet anders dan dat doorberekenen aan de gast en dat doen we ook. In ons geval komen we er mee weg: toeristen of dagjesmensen geven toch makkelijker geld uit."
"Vooral starters of eenpitters hebben moeite die horecadroom waar te kunnen maken. De huidige economische situatie houdt hem scherp. “Het zijn behoorlijk onzekere tijden. Wij houden het wel vol – we zitten op een triple A-locatie, het bedrijf is gezond en het toerisme bloeit. Maar je kunt niet achteroverleunen, ook niet na 600 jaar.”